personen

Opgroeien in een koloniale wereld: zoon van een textielfabrikant

Fred Holtus woont tegenwoordig in Sint-Michielsgestel, maar zijn wortels liggen in het voormalige Nederlands-Indië. Zijn levensverhaal is daar onlosmakelijk mee verbonden. Een verhaal van familiebanden, voorspoed én diep leed.

Fred Holtus met een familiealbum vol herinneringenFred Holtus met een familiealbum vol herinneringen.

Fabriek en luxe in Nederlands-Indië 

In 1926 ging de vader van Fred Holtus naar het toenmalige Nederlands-Indië om een textielfabriek op te richten. Die kwam te staan in Garut, een stad omringd door vulkanen, zo’n 120 kilometer ten zuiden van Jakarta. De fabriek kreeg de naam: N.V. Preanger Bontweverij. “Mijn vader was al eerder directeur geweest van een textielfabriek in Helmond maar hij koos voor het avontuur in een onbekende wereld.” 

Vader van Fred (links) in de textielfabriek N.V. Preanger Bontweverij.Vader van Fred (links) in de textielfabriek N.V. Preanger Bontweverij.

De textielfabriek produceerde batiks – kleurrijke Indonesische stoffen met patronen, gemaakt via een unieke was-en-verftechniek. Deze batiks waren bestemd voor zowel de lokale markt als de export naar Nederland. Daarnaast leverde de fabriek uniformstoffen voor het Nederlandse leger. Binnen korte tijd groeide de weverij uit tot de grootste in Nederlands-Indië, met maar liefst 3.243 medewerkers. 

Personeel aan het werk in de textielfabriek van familie Holtus in Garut
Personeel aan het werk in de textielfabriek van familie Holtus in Garut.

De goedlopende textielfabriek leverde de familie Holtus rijkdom op. “We hadden natuurlijk best een goed en luxe leven.” Fred herinnert zich een jeugd vol warmte en nabijheid. Bedienden leerden hem vogeltjes vangen en pijl-en-boog maken, en hij at stiekem Gado Gado op hun kamer. De band met het personeel was uitstekend. De scheiding tussen bevolkingsgroepen leek voor hem als kind nauwelijks voelbaar, hoewel die er wel was.  

Het huis van Familie Holtus in Garut
Het huis van Familie Holtus in Garut.

De tennisbaan tegenover de woning in GarutDe tennisbaan tegenover de woning in Garut.

Geboorte Fred, december 1938Geboorte Fred, december 1938

Twee werelden, één leven 

De familie van Fred Holtus bracht met regelmaat enkele maanden door in Nederland. Deze verlofperiodes waren deels vakantie, maar vaak ook gekoppeld aan zakelijke verplichtingen van zijn vader, zoals kantoorbezoeken. Tijdens deze verblijven woonde het gezin op wisselende adressen, onder andere in Bussum en Amsterdam. Voor de kinderen betekende dat elke keer een andere school. “Dat vond ik als kind niet per se een succes, maar ja, je ging er maar in mee,” blikt Fred terug.

Fred werd in december 1938 geboren in Nederland, tijdens zo’n verlofperiode. Zijn vader reisde per boot vanuit Nederlands-Indië, maar kwam nét te laat aan voor de geboorte.  Fred was de jongste telg van het gezin. Hij had twee oudere zussen (Marjan & Mieke) en twee oudere broers (Louis & Herman). 

Toen Fred nog geen half jaar oud was, ging het gezin eerst met een luxe auto op wintersport. Aansluitend vertrokken ze weer richting Indonesië – terug naar het leven dat daar op hen wachtte.

Na een verlofperiode werden we altijd weer hartelijk ontvangen door het personeel.

De nachtmerrie van de Japanse kampen 

Toen Japan Nederlands-Indië binnenviel, veranderde het leven van Fred Holtus en zijn familie in een nachtmerrie. “Mijn vader werd opgepikt. De Japanners kwamen op een grote motor en namen hem mee, zo het kamp in. Kort daarna veranderde ook onze eigen woonwijk in een interneringskamp. We woonden daar met drie of vier gezinnen in één huis. Dat was echt behelpen.”

Fred was pas drie jaar oud toen hij met zijn moeder, twee zussen en twee broers werd opgesloten. Zijn herinneringen zijn slechts fragmenten, maar de indrukken die hij heeft overgehouden zijn scherp. “Wat ik me nog goed herinner, is de hitte. En hoe vrouwen als straf urenlang in de brandende zon moesten staan als ze niet gehoorzaamden.” Ook herinnert Fred zich de honger. “We kregen bijna niks te eten. En de vernederingen... Mijn moeder moest buigen voor de Japanners, maar deed dan alsof ze haar veters strikte. Mijn zus vond dat vreselijk; ze was bang dat onze moeder extra straf zou krijgen."

De omstandigheden waren zwaar, zowel fysiek als mentaal. "Mijn zussen moesten graven delven en daken repareren in die hitte. En we werden om de zes maanden naar een ander kamp verplaatst, zodat we geen banden konden opbouwen met de medegevangenen." De sfeer was volgens Fred telkens anders, maar altijd onveilig en wreed.

De gezinnen werden gescheiden: vrouwen en jonge kinderen bij elkaar, mannen elders. "Mijn broer Louis bleef bij ons tot hij twaalf werd, daarna moest hij naar het mannenkamp. “Dat afscheid was natuurlijk verschrikkelijk omdat we niet wisten of we hem nog terug zouden zien.” 

De vader van Fred werkte ondertussen aan de aanleg van de beruchte Pakanbaroe- spoorlijn, en raakte totaal uitgeput. “Door stom toeval kwam mijn broer in hetzelfde kamp terecht als mijn vader. En dat bleek de redding voor mijn vader te zijn. De Japanners waren namelijk een stuk zachter tegen kinderen. Mijn broer kon de Jappen overtuigen dat mijn vader meer eten nodig had en meer rust. Zo heeft hij de oorlog overleefd.”

Broer Louis die het leven van vader redt tijdens de Tweede WereldoorlogBroer Louis die het leven van vader redt tijdens de Tweede Wereldoorlog

Tussen vrijheid en onrust  

De bevrijding van het kamp staat Fred vooral bij door het harde gebrom van grote vrachtvliegtuigen die voedselpakketten uit de lucht lieten vallen. “Er zat veel corned beef in,” herinnert hij zich, “maar onze magen waren daar niet op ingesteld omdat we lang nauwelijks te eten hadden gekregen. Sindsdien eet ik het niet meer.” Na de oorlog haalde zijn vader het gezin op met een bestelwagen en bracht hen naar Garut. Hoe zijn vader en broer uit het mannenkamp zijn gekomen en hoe ze de rest van het gezin hebben gevonden weet Fred niet meer. “Best gek nu ik erover nadenk. Er was toen zoveel spanning over de onzekere toekomst dat ik daar als kind niet mee bezig was.” 

In Garut wordt het gezin hartelijk ontvangen door de lokale bevolking. Toch bleef de rust broos: personeelsleden waarschuwden hen voor de 'pemoeda's', Indonesische vrijheidsstrijders die in opstand kwamen. Het gezin moest opnieuw vluchten, ditmaal naar Bandung. “Die tocht was spannend. We reden in een vrachtwagen, en onderweg werden we een paar keer aangehouden. Mijn ouders moesten zich uit allerlei situaties praten om door te mogen.”

Pemoeda's (vrijheidsstrijders) in paradepasPemoeda's (Indonesische vrijheidsstrijders) in paradepas. Bekijk in beeldbank van het NIOD.

In Bandung vonden ze onderdak, al moesten ze het huis delen met meerdere gezinnen. Spullen van eerdere bewoners lagen er nog, alsof de tijd had stilgestaan. Ondanks de dreiging – zelfs zijn nonnenschool werd beschoten – voelde Fred zich als kind relatief veilig. “Heel, heel relatief,” zegt hij bedachtzaam. “We moesten onder de banken schuilen, de muren zaten vol kogelgaten. Maar mijn ouders zorgden ervoor dat ik me niet echt onveilig voelde. Ik denk dat dat hun grote verdienste is geweest.” Het dagelijks leven ging intussen door. In de weekenden bezocht hij een zwembad – in een buitenwijk van Bandung – waar gespeeld werd met vriendjes én meisjes. “Dat was bijzonder, want in Nederland was alles toen nog heel gescheiden.”

Fred met zijn vriendjes in een zwembad in BandungFred met zijn vriendjes in een zwembad in Bandung.

Fred met zijn moeder en bedienden in BandungFred met zijn moeder en bedienden in Bandung.

De familie bleef lang in Indonesië. Freds vader hield de textielfabriekfabriek draaiende en reisde elke week met gewapende escorte – inclusief tanks – naar Garut, om in het weekend weer terug te keren naar het gezin. “Mijn moeder was door de week dan samen met haar 5 kinderen. Ze vond het altijd heerlijk om allemaal vriendjes en vriendinnetjes van mijn oudere broers en zussen over de vloer te hebben, dat was een drukke boel.”  

De lastige overtocht naar Nederland

Uiteindelijk besloot het gezin toch terug te gaan naar Nederland. Het vertrek uit Indonesië kwam voort uit de onafhankelijkheidsstrijd: alle Nederlandse bezittingen werden onteigend en wie wilde blijven, moest de Indonesische nationaliteit aannemen. Freds vader koos voor Nederland. “Hij dacht dat zijn kinderen daar betere kansen hadden op een goede opleiding,” vertelt Fred.

Zussen van Fred (Marjan & Mieke) in NederlandZussen  van Fred (Marjan & Mieke) in Nederland.

Toch vertrok het gezin niet in één keer met zijn allen. Eerst gingen de twee oudste zussen (Marjan & Mieke) van Fred per schip – een lange, vermoeiende reis. “Eén van hen werd onderweg ernstig ziek,” herinnert Fred zich.

Eenmaal aangekomen in Amsterdam werden ze opgevangen door hun oom, de broer van hun vader. Hij was een pastoor en had geen eigen kinderen.

De zussen van Fred woonden op verschillende adressen terwijl ze hun middelbare school volgden in Nederland.

 

Later, in 1948, vertrok Freds oudere broer (Herman) alleen naar Nederland. “Mijn ouders vonden het te gevaarlijk voor hem worden, omdat verschillende klasgenoten die op een plantage woonden, bij aanvallen daarop, werden vermoord. Uit woede hiervoor wilde hij zich bij kapitein Westerling aansluiten. In die tijd was Westerling een vurig tegenstander van de onafhankelijkheid.”

“Herman had in Nederland een enorme cultuurschok want de scheiding van jongens en meisjes was hij totaal niet gewend in Nederlands-Indië. Hij vond het ook vreselijk dat de leraren de leerlingen bij ongehoorzaamheid sloegen! Dat lag bij hem heel gevoelig na wat hij in Nederlands-Indië had meegemaakt. Hij kon dit toen niet verwerken.”

Pas in 1953 volgde de rest van het gezin – Fred, zijn ouders en oudste broer (Louis). Fred was toen veertien jaar oud. “Ik mocht de kinderkamer bijna nooit uit,” zegt hij. “En dat zit nog steeds in mijn herinnering, dat ik dat zó onrechtvaardig vond.” Hoewel de reis lang en beperkt was, had Fred zelf weinig moeite met het wennen aan Nederland. Wel vond hij het onderwijssyteem in Nederland heel erg moeilijk om aan te wennen. Het vele wisselen van school hielp daar niet aan mee.

Oude wonden en een nieuwe start 

Freds ouders zijn na hun vertrek nooit teruggekeerd naar Indonesië. “Mijn vader kon het niet verwerken,” vertelt hij. “Hij heeft er nooit over gesproken.” Fred, zijn broers en zussen zijn later wel terug geweest. Zijn oudste zus bracht in de jaren ’60 zelfs een stuk batikstof mee uit de oude fabriek. Ze dacht dat mijn ouders er blij mee zouden zijn, maar het tegendeel was waar – ze wilden het niet aannemen. Het was te pijnlijk.”

Ouders Fred
Ouders van Fred.

Fred vindt het belangrijk dat zijn verhaal verteld wordt. “Mijn eigen herinneringen aan het voormalig Nederlands-Indië zijn, ondanks alles, heel warm en positief. Die onafhankelijkheidsstrijd was gewoon terecht. De Nederlanders hadden daar te lang het oneerlijke overwicht gehad. “Wat hem het meest raakte, was de hartelijkheid van de Indonesiërs toen hij daar later op vakantie ging. “Tijdens de Onafhankelijkheidsdag nodigden ze ons zelfs uit om dichterbij te komen voor de toespraken. Geen spoortje wrok. Dat ontroerde me.”  

Meer lezen? 

  • Van Raalte-Geel, H., Mogen wij altijd in dit kamp blijven? Een ode aan de moeders in Japanse interneringskampen (Utrecht 1998).

Ook interessant

Een kind in het interneringskamp

personen
Een kind in het interneringskamp

In voormalig Nederlands-Indië maakte Anneke Schults de Tweede Wereldoorlog en de onafhankelijkheidsstrijd mee. Haar bikkelspel herinnert haar hier tachtig jaar later nog aan.