personen

Een kind in het interneringskamp

“Het is voor mij een hele dierbare herinnering.” Met trots laat Anneke Schults haar bikkelspel zien. "In een heel oud sokje. Dat is tachtig jaar oud.” Het spel is een tastbaar aandenken aan haar jeugd in voormalig Nederlands-Indië.  

Anneke heeft tijdens de Tweede Wereldoorlog in een interneringskamp gezeten en daarna de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd meegemaakt. Voor de tentoonstelling  Nederlands-Indië vergeten wij nooit vertelt zij haar verhaal.  

Anneke Schults met De ’Vergeten’ OorlogAnneke met het door HONI uitgegeven informatieboekje De ’Vergeten’ Oorlog.

Een Indische jeugd

Anneke werd in 1939 geboren in Tjimahi op Java. Het gezin Pols woonde in Indië omdat haar vader Sjef beroepsmilitair was. Hij was een hoefsmid bij het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL). “Toen hij dacht ‘nou ik verdien nu genoeg om een vrouw te gaan onderhouden' is hij naar Nederland gegaan,” zegt Anneke met een lach. Daar is hij met haar moeder Virginie getrouwd en samen ging het stel terug naar Indië.   

Op Java woonde het gezin in een groot huis. Voor de Eindhovense Virginie was het wel wennen om een hoop personeel te hebben. Voor hun dochter, voor de tuin, voor de keuken. Maar zegt Anneke: "Onze bedienden waren onze vrienden." 

Sjef en Virginie Pols
Sjef en Virginie Pols, met Sjef strak in uniform

Het gezin Pols voor de oorlog
Het gezin Pols met de zeven maanden oude Anneke voor de oorlog 

Niet iedereen zag de ‘inlandse’ bevolking op die manier. “De Nederlanders vonden zichzelf wel belangrijk. Zij hadden ook de belangrijkste functies. Nou was het in die tijd ook wel zo dat zij veel kennis meebrachten, over de aanleg van waterwegen, onderwijs en zorg. De Nederlanders hadden eigenlijk wel de beste baantjes.”

Anneke op een paardAnneke als klein meisje op een paard

Anneke op de schommelAnneke op de schommel 

De Tweede Wereldoorlog

Toen brak op 8 maart 1942 ook in Nederlands-Indië de Tweede Wereldoorlog uit. Anneke herinnert zich nog hoe dat was. “De Japanners kwamen allemaal op fietsjes binnen en ze hadden van die flaphoedjes op,” vertelt ze, “met zo'n flap in de nek. Toen moest Nederland capituleren.” Anneke was drie jaar oud. 

“Het leven veranderde helemaal. Eerst werd mijn vader opgehaald. De mannen werden opgeroepen om te gaan werken. In ‘werkkampen’, zo werd dat gebracht.” Sjef werd krijgsgevangen genomen en moest aan de Pakanbaroe-spoorweg werken. Anneke heeft hem jaren niet gezien, alleen op een oude foto.  

Sjef Pols in uniform Een foto van haar vader wordt door Anneke goed bewaard

De interneringskampen 

“Mijn moeder en ik mochten nog in ons huis blijven wonen, maar al snel werden wij ook opgehaald. En werden wij naar een vrouwenkamp gebracht. Zogenaamd, hadden de Japanners gezegd, om beschermd te worden.” Maar Anneke weet wel beter. “Ze hadden de huizen nodig, daar moesten de Japanners in.” 

“Wij zijn eerst in Bandung in een kamp geweest. In het begin was dat nog niet zo slecht. Het was een soort woonwijk met prikkeldraad en matten eromheen. En voor de poort stonden twee Japanners.” Maar na twee jaar moesten Anneke en haar moeder naar een ander kamp. “In het Tjidengkamp was het heel erg. Daar woonde je soms met twintig mensen op een kamer.” 

Anneke en haar moeder in het TjidengkampAnneke en haar moeder gefotografeerd in het Tjidengkamp ©Nationaal Archief

Altijd honger

“Het ergste in het kamp was de honger.” Anneke herinnert zich nog goed hoe de kinderen hun moeders om eten smeekten. “We kregen minimaal te eten. 's Morgens kreeg je een korstje brood, 's middags kreeg je een beetje stijfselpap, en ’s avonds een beetje koolsoep, dat getrokken was van afval van wat de Japanners hadden.” 

Het eten werd klaargemaakt in grote gaarkeukens, waar ook Virginie werkte. Wijzend op een kroesje vertelt Anneke hoe ze in de rij stond voor een klein beetje eten. “De Japanners hadden eigenlijk het idee: de blanken moeten ook allemaal uitgemoord en uitgeroeid worden.” Door steeds minder en steeds slechter eten te geven zouden veel mensen sterven, was het idee.  

Voorwerpen uit het interneringskamp
Een bord met voorwerpen uit het kamp dat Anneke gebruikt tijdens gastlessen over de oorlog

De honger dreef mensen tot het uiterste. Anneke vertelt hoe ze met een vriendje op zoek ging naar slakken en kikkers om te eten. “In het kamp was geen één kat meer te vinden, die waren allemaal opgegeten. Op het laatst aten we bladeren, net zoals spinazie.” Maar steeds meer mensen werden ziek en medicijnen waren er niet.  

Verjaardag in het kamp 

Op haar zesde verjaardag kreeg ze een cadeautje. Virginie had een sieraad weten te ruilen met iemand buiten het kamp. Zo kon ze haar dochter voor haar verjaardag een banaan geven. “Ik denk dat ik hem met schil en al heb opgegeten.” 

Spelen deden de kinderen in het kamp wel. Ze speelden in het zand of met stokjes. “En bij de kali, de rivier, daar mocht je eigenlijk niet komen, maar daar gingen we toch pootjebaden.” En Anneke had haar bikkelspel.  

Het bikkelspel van Anneke
Met trots haalt Anneke haar bikkelspel uit het sokje

De kinderen bedachten ook liedjes, bijvoorbeeld om te onthouden hoe ze voor de Japanners moesten buigen. “Als je een Japanner ziet moet je meteen buigen, heel diep!” hadden de moeders tegen hun kinderen gezegd. Deden ze dat niet? Dan kregen de moeders slaag, midden op het plein als voorbeeld voor de anderen.  

Bevrijding  

Toen kwamen er op een dag vliegtuigen over. “Wij schrokken daarvan, want dat kenden wij niet, vliegtuigen. Daar kwamen allemaal witte pamfletten uit.” Ze waren bevrijd! Officieel dan. “Vrij zijn betekende eigenlijk helemaal niets, want er veranderde niets aan de situatie.”  

Wel kwamen er journalisten het kamp binnen. Pas op de boot naar Nederland zouden Anneke en haar moeder erachter komen dat hun foto gepubliceerd is in het tijdschrift Knickerbocker Weekly. 

Het tijdschrift Knickerbocker WeeklyNa de bevrijding zijn Anneke en Virginie gefotografeerd in het kamp voor het tijdschrift Knickerbocker Weekly

De Bersiap

Niet lang na de bevrijding riep Soekarno de onafhankelijkheid uit. Anneke: “De nationalistische jongeren hadden wapens gemaakt, geen geweren, maar speren met punten. Dat is de Bersiap geweest. Alles wat blank was, staken ze dood. Dus wij moesten allemaal weer terug in het kamp en de Japanner die eerst onze vijand was, werd nu onze bewaker.” 

Indonesische mannen bewapend met een bambu-runcingIndonesische mannen bewapend met een bambu-runcing ©Nationaal Archief 

Uiteindelijk werden Anneke en Virginie met hun vader en echtgenoot herenigd en mochten zij op verlof. “Met hele grote troepenschepen zijn wij naar Nederland vervoerd. Wij mochten toen een half jaar in Nederland blijven, mijn vader drie maanden.” Hier werden ze bij familieleden ondergebracht, die hen na een maand vaak weer naar het volgende adres stuurden.  

Voor het eerst in Nederland 

Anneke weet nog goed hoe koud het hier was. “Sneeuw had ik nog nooit gezien. Kou kenden we niet.” Dus kregen ze warme kleding tijdens de reis. “Ik had een jasje uit mogen zoeken. Ik was er apentrots op. Dat weet ik nog heel goed. Het was een lichtblauw, visgraatjasje met een baret. Maar toen kwamen we hier in Nederland en iedereen lachte mij uit om die kleding.” 

“En de mensen waren allemaal jaloers op ons, want wij kregen extra bonnen. Dan zeiden ze ‘ook wij hebben hier ook oorlog gehad en jullie pikken onze bonnen in.’ Maar wij kregen die bonnen om aan te sterken.” En ook toen het gezin Pols na drie jaar terug in Indonesië definitief naar Nederland moest emigreren, wachtte hen geen warm welkom.  

Het gezin Pols in Bandung
Het gezin Pols in Bandung in 1948 

“Toen zei iedereen: wat komen jullie hier doen? Was daarginds toch gebleven!” Het gezin kwam terecht in een opvangkamp in Vierlingsbeek. En uiteindelijk in een noodwoning in Orthen. " Dat vond ik heel vervelend, want als kind schaamde je je ervoor. Ik durfde nooit iemand mee naar huis te nemen." 

Het gezin Pols in VierlingsbeekAnneke met haar ouders in Vierlingsbeek omstreeks 1950

Virginie was dankbaar voor het dak boven hun hoofd en de onafhankelijkheid van een eigen woning. “En gelukkig kregen wij na een jaar, anderhalf jaar een ander huis. Toen was ik twaalf en toen begon eigenlijk voor mij mijn jeugd.” 

Annekes moeder en oma
Een foto van Virginie heeft nog altijd een ereplaats in Annekes huis, samen met haar oma die ze nooit heeft ontmoet

Tachtig jaar later

Zelf doet Anneke nu haar best om de herinnering aan deze geschiedenis levend te houden, als voorzitter van de vereniging Herinnering Oorlogsslachtoffers Nederlands-Indië (HONI) en door haar verhaal te vertellen aan schoolklassen.  

“Het is nu tachtig jaar geleden. Ik besef dat ik een van de weinige overlevenden ben die dit verhaal nog na kan vertellen. Ik wil niet dat als wij dood zijn, deze historie weg is. Het is ook een stuk erfgoed,” herinnert ze ons.   

Een asbak gemaakt van een hoefijzer
Een asbak die door Sjef gemaakt is uit een hoefijzer

Anneke pakt er een asbak bij. Hij is nog door haar vader gemaakt. Ze vertelt dat de asbak tijdens de bezetting in het huis in Indië is gebleven. “En ik denk wel eens als die asbak zou kunnen spreken, wat zou die ons dan allemaal kunnen vertellen.”

Ook interessant