Het Geefhuis: Zorg voor armen en zieken in de middeleeuwen
1281 | Tijd van steden en staten
De Tafel van de Heilige Geest zorgde in de middeleeuwen voor arme mensen in ’s-Hertogenbosch. Daarom noemden Bosschenaren deze organisatie ook wel het Geefhuis. In het gebouw, dat aan de Hinthamerstraat lag, kregen mensen wekelijks gratis eten en kleding. Dit was hard nodig, want tijdens de middeleeuwen waren veel mensen afhankelijk van deze liefdadigheid.
Gevelsteen in het krankzinnigengesticht van Reinier van Arkel. De steen beeldt de zes vormen van krankzinnigheid uit. Afbeelding: Erfgoed ‘s-Hertogenbosch, Fotopersbureau het Zuiden.
Tafel van de Heilige Geest
’s-Hertogenbosch was aan het einde van de middeleeuwen een levendige en rijke stad die snel groeide. Dit trok handelaren en ambachtslieden aan, maar ook armen en zieken. Een groep rijke burgers wilde deze mensen helpen. Zij richtten rond 1280 een liefdadigheidsorganisatie op die ze de Tafel van de Heilige Geest noemden.
De Tafel van de Heilige Geest was een soort voedselbank. De organisatie was gevestigd in de Hinthamerstraat en had een eigen bakkerij. Naast brood gaf de Tafel andere levensmiddelen gratis weg, zoals erwten en eieren. Arme mensen konden in de Hinthamerstraat ook terecht voor kleding en schoenen. De Bosschenaren noemden de organisatie daarom het Geefhuis.
Het Geefhuis op een tekening uit 1794. Afbeelding: Erfgoed ‘s-Hertogenbosch, J. A. Knip.
Stichtingsakte van Reinier van Arkel. Afbeelding: Erfgoed ‘s-Hertogenbosch, Fotopersbureau Het Zuiden.
Naastenliefde
Ook in andere steden en dorpen stonden zulke geefhuizen. Rijke burgers richtten deze op, omdat ze vanuit hun geloofsovertuiging vonden dat ze dit moesten doen. Ze organiseerden de hulp uit liefde voor God en daaraan verbonden naastenliefde. Het christendom was de basis van de armenzorg.
Arme Bosschenaren
Het Bossche Geefhuis richtte zich op drie kwetsbare doelgroepen. Allereerst waren dat alleenstaande werkloze moeders met kleine kinderen. Een tweede groep waren ouderen die geen werk hadden of niet meer konden werken. De derde groep bestond uit personen met een handicap. Zij waren bijvoorbeeld blind of misten een ledemaat.
Veel arme Bosschenaren behoorden tot een van deze drie groepen. Als zij geen hulp konden krijgen via familie, vrienden of hun gilde was hun laatste redmiddel het Geefhuis.
Een vergunning om te bedelen in ’s-Hertogenbosch uit 1782. Afbeelding: Erfgoed ‘s-Hertogenbosch.
Het ‘huis’ van Reinier van Arkel in 1686 waar mensen met psychische problemen onderdak en zorg kregen. Afbeelding: Erfgoed ‘s-Hertogenbosch, F. Hupsch.
Gasthuizen
In ’s-Hertogenbosch was voor het arme deel van de stadsbevolking ook ziekenzorg georganiseerd. Zij konden terecht in het Groot Gasthuis of Groot Ziekengasthuis – een soort ziekenhuis. De arme zieken werden hier verpleegd, van medisch handelen was in de middeleeuwen nog geen sprake. Naast zieken mochten ook bejaarden, invaliden en reizigers hier tijdelijk verblijven.
Daarnaast was er vanaf 1442 ook het huis van Reinier van Arkel. Deze rijke Bosschenaar had vastgelegd dat na zijn overlijden met een deel van zijn geld een verpleeghuis moest worden gebouwd voor “arme sinneloze mensen”. Dit waren mensen met ernstige geestelijke klachten. In het huis van Reinier van Arkel kregen ze verzorging.
Groep verpleegsters in het Groot Ziekengasthuis in 1936. Verschillende verpleegsters zijn nonnen. Afbeelding: Erfgoed ‘s-Hertogenbosch, Fotopersbureau het Zuiden.
Zichtbare gebouwen
De herinnering aan de middeleeuwse armen- en ziekenzorg is nog steeds zichtbaar in ’s-Hertogenbosch. Op de plek waar vroeger het Geefhuis stond, is nu de bibliotheek gevestigd. Het Groot Ziekengasthuis is tot 2011 een ziekenhuis gebleven. Het gezondheidscentrum Reinier van Arkel bestaat nog steeds en is het oudste psychiatrisch ziekenhuis van Nederland.