voorwerpen

De Zoete Vrouw in de Sint-Jan. Een lelijke Maria?

In de Sint-Jan staat het Mariabeeld van de Zoete Vrouw, ook wel bekend als de Zoete Lieve Vrouw of Moeder. Er komen elke dag tientallen, zo niet honderden mensen even langs voor een gebed of om een kaarsje op te steken. Het middeleeuwse Mariabeeld is bekend geworden vanwege haar vermeende wonderdoende vermogens.

Veel van de informatie die we hebben over haar vroegste vereringsgeschiedenis komt uit een Middelnederlands gedicht. Er is onder historici het een en ander te doen geweest over dat gedicht. Termen als een “zéér slecht berijmde en geversificeerde kroniek” en “nauwelijks poëtische kwaliteiten” vallen. Onterecht, zo blijkt uit nieuw onderzoek.

Zoete Moeder
Fraters verlaten met het beeld van de Zoete Lieve Vrouw de Sint-Jan. 10 juli 1938. Bekijk in Beeldbank Erfgoed 's-Hertogenbosch.

Een verworpen vrouw

Het gedicht telt zo’n 600 regels. Het is opgenomen in het mirakelboek van de Zoete Vrouw. Het mirakelboek is tegenwoordig te zien in een kleine vitrine in de Mariakapel naast de toren, bij het beeld van de Zoete Vrouw. In de late middeleeuwen lag het daar waarschijnlijk ook, al weten we niet precies of het toen ook al gebonden was en of er misschien nog een vroegere versie lag.

Het gedicht verhaalt over een jonge steenhouwer die het, tijdens zijn werk aan de Sint-Jan in de winter van 1380, koud had. Hij bedacht dat hij het oude, verwaarloosde Mariabeeld dat daar lag best in stukken kon hakken en opstoken. Maar nog voor de steenhouwer het beeld kon verwerken tot brandhout, kwam de bouwmeester voorbij, die hem tegenhield. Een Mariabeeld mocht niet vernield worden, vond hij.

Op Witte Donderdag, 22 maart 1380, wilde de steenhouwer het Mariabeeld bij de andere beelden bij het Heilig Graf zetten. De mannen die daar aan het werk waren wilden dat echter niet hebben, omdat het beeld “lelijck, audt en onghedaen” (onooglijk) was. De jonge kerel sputterde nog terug: “Jullie zijn zelf oud en lelijk!” maar liet het beeld toch maar staan.

Wonderen

De rest van het gedicht gaat erover hoe het Mariabeeld uiteindelijk, vooral door de hulp van ene broeder Woutke die een zwak voor het Mariabeeld had, haar plek in de Sint-Jan vond en daar wonderen begon te verrichten. Een thema dat telkens uitdrukkelijk terugkomt is de lelijkheid van het beeld en de spottende reacties die ze daardoor kreeg.

Een priester vroeg bijvoorbeeld of het Mariabeeld niet ergens uit het zicht gezet kon worden, omdat het niet om aan te zien was. En toen Woutke probeerde te regelen dat het beeld opnieuw geschilderd zou worden, besmeurde iemand smadelijk lachend de wangen met gele verf. Een man met een goede inborst probeerde het beeld nog een beetje op te knappen door er met houtskool nieuwe ogen op te tekenen, maar in combinatie met de gele verf werd het er alleen maar erger op.

Het deed een vrouw uit ’s-Hertogenbosch uitroepen: “Jesus, hoe lelijck is dit beelt, hoe ist dus lelijck ende vergheelt!” Die nacht werd zij bestraffend toegesproken door Maria die aan haar verscheen. Een andere vrouw die het Mariabeeld bespot had, werd meteen onwel.

Zoete Vrouw in Sint-Jan
Het beeld van de Zoete Vrouw van de Sint-Jan, met kindje  Jezus, zonder aankleding

Het begon de Bosschenaren op te vallen dat er iets bijzonders aan de hand was met “die verworpen vrau” (de afgewezen of verachte vrouw) in de Sint-Jan. Een aantal mensen legden geld bij elkaar om het beeld op te laten knappen. Er begonnen toen ook meer positieve wonderlijke dingen te gebeuren. De faam van het Mariabeeld verspreidde zich al snel. Binnen enkele jaren was ’s-Hertogenbosch de belangrijkste bedevaartplaats van de Nederlanden. Honderden pelgrims kwamen hier vertellen over wonderen die zij hadden meegemaakt door tussenkomst van de Zoete Vrouw.

Schrijver

We kennen de naam van de schrijver van het gedicht. Hij heeft zijn naam namelijk tot twee maal toe verwerkt in een acrostichon: de eerste letters van de regels spellen ‘Ioannez Ruermunt van Boekout Ave Maria’ en ‘Ioannez Rurmunt’. Maar wie hij precies was, is niet bekend. Hij heeft in ieder geval behoorlijk slechte kritieken gekregen in de moderne tijd. Verschillende historici maken opmerkingen over hoe slecht geschreven het gedicht wel niet is. Toegegeven: sommige verzen rijmen in de verste verte niet en ook met het rijmschema springt Johannes zeer losjes om. Maar er zit wel degelijk een diepere laag in het gedicht.

Rhetorica ad Herennium

In de 14e en 15e eeuw was een van de belangrijkste verhandelingen over de retorica een tekst die toen nog toegeschreven werd aan Cicero, de Rhetorica ad Herennium. Het is een tekst van een onbekende auteur voor een eveneens onbekende Gaius Herennius, gedateerd op 86-82 voor Christus.

In de Rhetorica ad Herennium staan mnemotechnische trucs centraal, methodes waarmee je je eigen geheugen en dat van anderen kunt stimuleren om optimaal te functioneren. In de hoge en late middeleeuwen was er veel interesse in dit onderwerp, want je kon het gebruiken bij het mediteren en preken.

De auteur van Rhetorica ad Herennium legt uit dat visualisering een effectieve techniek is om het geheugen te activeren. Je moet niet alleen beeldspraak gebruiken, maar er ook voor zorgen dat die beeldspraak de interesse wekt door er iets opzienbarends of nieuws aan toe te voegen. Hij raadt aan om in je tekst beelden op te roepen die heel uitgesproken zijn: heel erg mooi of juist ontzettend lelijk.

Voorblad Rhetorica ad Herennium
Voorblad van een handschrift van de 'Rhetorica ad Herennium', Italië, 14e eeuw. 

Voorblad Otto Zylius
Voorblad kroniek van Otto Zylius, rector van het Bossche Jezuïetencollege. Hij gaf rond 1622 opdracht om de mirakelverhalen in de SInt-Jan te bundelen.

Vrij vertaald voegt hij er aan toe: “..of als je ze op de een of andere manier misvormt, bijvoorbeeld door er een te introduceren die met bloed bevlekt is, of met modder bevuild, of met rode verf besmeurd, zodat het beeld meer treffend is, of door bepaalde komische effecten toe te voegen, dan zal dat er voor zorgen dat we ons ze beter kunnen herinneren.”

Vervang de rode verf door gele verf en de tekst is naadloos van toepassing op de manier waarop de Zoete Vrouw afgeschilderd wordt in het gedicht. Ook het komische element is aanwezig, bijvoorbeeld in de manier waarop de jonge steenhouwer terugkaatst dat de mannen die aan het werk zijn bij het Heilig Graf zelf oud en lelijk zijn.

Marketing

In het onderzoek naar de Zoete Vrouw is de nadruk op de lelijkheid van het beeld wel verklaard doordat het een ouderwets, statisch beeld was in een periode waarin elegantere Mariabeelden populair waren geworden. Maar mensen uit de late middeleeuwen waren wel gewend om oudere beelden te zien in kerken en kapellen. Het is ook nog eens een fors beeld van een hoge kwaliteit. Het is een kwestie van smaak, maar vind jij het beeld echt lelijk te noemen?

Wat Johannes Ruermunt hier doet, is het actief opbouwen van een imago voor de Zoete Vrouw. Hij creëert wat in moderne marketingtermen een unique selling point heet door de lelijkheid van het beeld uit te vergroten. Door het op deze manier in dichtvorm te gieten optimaliseert hij de mogelijkheden tot verspreiding: van mond-tot-mond-reclame onder pelgrims tot verspreiding vanaf de preekstoel.

Johannes heeft dit imago zo stevig weten neer te zetten tot op de dag van vandaag standhoudt. Ook al is het rijm soms knullig, de achterliggende gedachte was dat zeker niet. De laat 14e-eeuwse image building is zo goed gedaan, dat die tot de dag van vandaag onze beeldvorming van de Zoete Vrouw kleurt. Vandaar: eerherstel voor Johannes Ruermunt!

Dit is een samenvatting van een artikel dat eerder verscheen in ons wetenschappelijk tijdschrift Silva. Wil je meer lezen over het mirakelgedicht van de Bossche Zoete Vrouw? Lees het volledige artikel van Lianne van Beek in Silva (2021, nummer 2, juli).

Ook interessant