De Sint-Jan als toevluchtsoord
Het is vrijdag 13 april 1979 wanneer een groep Turken plaatsneemt in de Sint-Jan. ’s Middags zoeken zij een plekje in de kerkbanken. De missen zijn drukbezocht op Goede Vrijdag en de Turken vermengen zich met de grote groep kerkbezoekers. Als de laatste mis is afgelopen, blijven zij zitten terwijl de kerk langzaam leegloopt. Dan wordt duidelijk: zij zullen de kerk voorlopig niet verlaten.
De Turkse vluchtelingen op bedden van het Rode Kruis. © Nationaal Archief
Bezetting van de kerk
De Sint-Jan was vanaf dit moment officieel bezet. Zelf zagen de Turkse vluchtelingen zichzelf niet als bezetters, maar gewoon als mensen die hulp zochten. Ze waren helemaal vanuit Hengelo gereisd om op deze plek aandacht te vragen voor hun problemen. Een deel van hen had namelijk geen verblijfsvergunning gekregen.
Een portret van Bisschop Bluyssen in 1975. Bekijk in beeldbank Erfgoed ’s-Hertogenbosch.
Teruggaan naar Turkije was geen optie. Hier dreigde gevaar voor de christelijke vluchtelingen. Johannes Bluyssen, bisschop van ’s-Hertogenbosch, had al eerder solidariteit uitgesproken voor onderdrukte groepen. Het is daarom dat de Sint-Jan als toevluchtsoord werd uitgekozen.
Hoewel de groep uit maar liefst 200 mensen bestond, namen zij rustig plaats en konden de diensten ongehinderd doorgaan. Na afloop gaf bisschop Bluyssen de belofte dat hij de groep zou helpen. De vluchtelingen mochten in de kerk blijven en Bluyssen zou aandacht vragen voor hun problematiek bij de regering.
De Turkse thuissituatie
Dat de Turkse vluchtelingen niet zomaar weer terug konden naar Turkije werd snel duidelijk uit de angst die onder hen heersten. Verhalen over de gevaren die hen te wachten stond als zij zouden terugkeren, deden de ronde. Na confrontaties met Turkse moslims waren zij het land ontvlucht. Familieleden waren vermoord, ontvoerd en mishandeld. Huizen werden ingenomen of vernield. Bij terugkomst zouden ze onder de Turkse wet nog meer gevaar lopen. De vluchtelingen hadden geen hoop meer in hun thuisland een veilig onderkomen te vinden.
De Nederlandse regering zag dit anders. In 1979 was het asielbeleid aangepast en strenger geworden. Voortaan waren er harde bewijzen nodig om aan te tonen dat iemand niet kon terugkeren naar het land van herkomst.
Volgens staatssecretaris Haars kon een groot deel van de vluchtelingen prima terugkeren. Het was voornamelijk in Oost-Turkije waar de dreiging het grootst was. De christenen konden volgens Haarsma daarom wel veilig naar de grote steden in het land trekken. Dat de groep in het hele land onderdrukking ervaarde, werd door de Nederlandse én Turkse regering ontkent.
Staatssecretaris Haars ontvangt Turkse geestelijken naar aanleiding van de bezetting van de Sint-Jan. © Nationaal Archief
Solidariteit en hulp
Nadat bisschop Bluyssen de Turken onderdak had geboden in de kerk, volgde extra hulp snel. Het Rode Kruis regelde in de dagen erna 150 veldbedden, 200 dekens en enkele noodtoiletten. Daarnaast werd er koffie en thee door de organisatie uitgedeeld. De bezetters zouden na overleg zelf voor eten zorgen. In groepjes haalden zij boodschappen met geld dat zij van tevoren hadden verzameld.
De bezetters op bedden van het Rode Kruis. © Nationaal Archief
Een bezetter deelt koffie uit. ©Nationaal Archief
Van buitenaf kwam er ook sympathie voor de groep vluchtelingen. Zo was de politieke jongerenorganisatie van de Katholieke Volkspartij (KVP) solidair met de Turken. Ook de Reformatorische Politieke Federatie (RPF) kwam op voor de rechten van hun medechristenen. Beide partijen verzochten de regering om internationale samenwerking te zoeken. De Christelijke Turken moesten een eerlijke plek in de maatschappij van hun thuisland krijgen.
Een groep vrouwen en kinderen in de Sint-Jan. © Nationaal Archief
Brieven en kaartjes stroomden de Sint-Jan binnen met teksten zoals “volhouden” en “Wat ons betreft zijn jullie welkom”. De Bossche kinderen richtten zich tot “De Turkse kinderen in de Sint Jan”. Bij sommige post werden bloemstukken en zelfs een klein tv-toestel meegestuurd. Daarnaast kwam er een landelijk steuncomité ‘200 Sint Jan’ in actie en kregen de Turken steun van een advocatencollectief.
Tegenslagen voor de gemeenschap
Hoewel er steun was voor de Turken, hadden zij het ook te verduren in de Sint-Jan. Na een week in de koude kerk begonnen er gezondheidsklachten te ontstaan. Verschillende mensen moesten naar het ziekenhuis vanwege maagklachten. Iemand had zelfs nog een kogel in zijn been van een schietpartij in Libanon. Onder de kinderen ontstonden er gevallen van rodehond. Het ongezonde voedsel hielp niet mee aan de situatie.
Een groepje mannen speelt een potje dammen. © Nationaal Archief
Kinderen spelen spelletjes om de tijd te doden. ©Nationaal Archief
Naast support van de buitenwereld ontvingen de Turken ook dreigingen. De deur van de kerk werd besmeurd met verf en op de ochtend van 22 april kwam er een bommelding binnen. Onder de Turken heerste weinig angst en agenten konden niks vinden. De missen gingen ongestoord verder.
Het noodlot sloeg echter een dag later toe. Een meisje van twee was in een teil sop gevallen en bijna verdronken. Het snelle ingrijpen van het Rode Kruis bleek toch te laat. Enkele dagen later stierf het meisje in het ziekenhuis. De uitvaart vond plaats in de Sint-Jan. Niet alleen was dit een groot verlies voor de ouders, maar raakte het de hele gemeenschap zwaar. Hoewel de situatie in de kerk ondertussen iets verbeterde, was het moreel laag.
De politiek over de Turken
Ondertussen wilde de politiek zo snel mogelijk een internationale oplossing vinden voor de Turkse christenen. Dit verliep echter niet zo voorspoedig. Bisschop Bluyssen bood zich aan om namens de Turken in gesprek te gaan met staatssecretaris Haars. Zijn rol als bemiddelaar bleek weinig effect te hebben. Haars bleef vasthouden aan de bestaande toelatingsnorm. Hoewel Bluyssen het nut er niet meer van inzag, zou de kerk niet ontruimd worden.
De Nederlandse regering was ervan overtuigd dat de vluchtelingen weer veilig konden terugkeren naar hun land van herkomst. Daar overtuigde de Turkse premier de Nederlandse minister van buitenlandse zaken van. Volgens hem zouden de christenen weer kunnen terugkeren als normale burgers en niet gestraft worden.
Bisschop Bluyssen in gesprek met staatssecretaris Haars over de Turkse bezetters. © Nationaal Archief
Uit een rapport van de Nederlandse ambassade in Turkije bleek daarentegen dat deze veiligheid niet verzekerd was. Christenen in Oost-Turkije werden vaak slachtoffer van geweld. Hoewel dit in de grote steden nog meeviel, verslechterde ook deze situatie. Toch waren de kerkelijke leiders in het land nog optimistisch over hun regering. Haars zag daarom geen reden haar besluiten te wijzigen. De Turken mochten al verlengd tot 1 september blijven, maar daarna zou een deel het land moeten verlaten.
Een nieuw onderkomen
De bezetting was inmiddels al een paar maanden bezig toen de landelijke aandacht langzaam begon te vervagen. Steuncomité ‘200 Sint-Jan’ en bisschop Bruyssens bleven zich inzetten. Halverwege juli brak dan toch het einde van de bezetting aan. De 135 Turken die nog in de kerk zaten, besloten om deze te verlaten. De vrouwen en kinderen hadden de Sint-Jan al eerder verlaten na het overlijden van het 2-jarige meisje.
Een groepje Turkse bezetters voor de Sint-Jan. © Nationaal Archief
De groep werd verdeeld over leegstaande locaties in ’s-Hertogenbosch en omstreken, waar de vluchtelingen tijdelijk ondergebracht werden. Bij het verlaten van de kerk had bisschop Bluyssen iedereen een brief gegeven. Hierin beloofde hij zich voor hen in te blijven zetten. Voor een deel van de Turken voelde dit als een valse belofte. Zij hadden deze brief namelijk geïnterpreteerd als verblijfsvergunning. Toch maakte Bluyssen zijn belofte waar. Door zich hard te maken voor verblijven in het buitenland kregen de Turken eindelijk een veilig thuis.
Meer informatie
Bekijk de documentaire van het Brabants Historisch Informatiecentrum over deze gebeurtenis: Toevlucht in de Sint Jan - BHIC.