Onderzoek naar leer in Vlaanderen

Een status quaestionis

Jan Moens

In zijn boek ‘’Stepping through Time’ uit 2001 schreef Olaf Goubitz: ‘With a few exceptions, the French and the Belgians are less shoe-minded and tend to rely on Dutch research’. Het onderzoek van leervondsten in Vlaanderen is inderdaad heel lang stiefmoederlijk behandeld. In de jaren ’80 en ’90 van vorige eeuw werd er vooral vanuit enkele Vlaamse stedelijke archeologische diensten regelmatig beroep gedaan op de expertise van Olaf Goubitz. Het was wachten tot 1981 voor het eerste beknopte verslag van enkele leervondsten verscheen. In de decennia die hierop volgden bleef leer echter een onderbelichtte materiaalcategorie. Tot vandaag zagen slechts 49 publicaties het daglicht. Acht hiervan betreft thesissen, bachelor of masterpapers. Het wijst ook op de beperkte interesse bij studenten in dit materiaal. Pas het laatste decennium is in die enigszins povere belangstelling voor archeologisch leer verandering gekomen met de publicatie van enkele grotere ensembles uit Vlaamse steden.

Een bevraging bij stedelijke en intergemeentelijke archeologische diensten, musea, depots en archeologische bedrijven leert dat het nochtans niet ontbreekt aan potentieel te bestuderen leercollecties. Uit de peiling naar de onderzoeksvoorraad blijkt dat er niet minder dan 252 sites/contexten zijn waar leervondsten aangetroffen zijn. Het merendeel hiervan is gelokaliseerd in de provincies West- en Oost-Vlaanderen en Antwerpen, waarbij het hoofdzakelijk gaat om materiaal uit stedelijke contexten. Ook wat betreft de periode waartoe de leervondsten kunnen ingedeeld worden kan vastgesteld worden dat er een heel ongelijke verdeling is. Ongeveer twee derden van de ensembles behoort tot de laatmiddeleeuwse periode of de nieuwe tijden. Romeins, vroeg- en volmiddeleeuws materiaal blijft sterk ondervertegenwoordigd.

De laatste jaren werden toch nieuwe inzichten bekomen door de studie van leerresten uit een reeks Vlaamse sites. Er wordt stilaan een typo-chronologisch beeld verkregen van de verschillende schoeiseltypes in de verschillende ensembles. Het maakt dat op termijn deze resultaten kunnen gebruikt worden voor vergelijkende studies in een Europees perspectief. Een van de belangrijkste vaststellingen uit recent onderzoek is het belang dat men hechtte aan het recupereren en hergebruiken van leer. Enkele grote ensembles hebben duidelijk aangetoond dat de schoenlappers/oud-schoenmakers binnen de middeleeuwse steden hierin een wellicht onderschat rol speelden. Verder wordt ook duidelijk dat de regelmatig in publicaties aangehaalde, ogenschijnlijke uniformiteit van schoeisel wel degelijk regionale verschillen kent. Dit uit zich weliswaar op technische veeleer dan op morfologisch niveau. Het is slechts door een doorgedreven analyse en studie op fragmentniveau dat deze verschillen op termijn tot nieuwe inzichten kunnen leiden. Ook wordt meer en meer duidelijk dat schoeisel een niet te onderschatten symbolische betekenis heeft onder meer bij begrafenisgebruiken en bij deposities in waterputten.