bouwwerken

Herinneringen aan het Noordbrabants Museum in de oude Sint-Jacobskerk

Charles de Mooij kwam op 1 januari 1986 in dienst van Het Noordbrabants Museum, toen nog gevestigd in de oude Sint-Jacobskerk (nu Groot Tuighuis). Daar was hij destijds verantwoordelijk voor de historische afdeling en voor de organisatie van cultuurhistorische tentoonstellingen. In 1987 verhuisde het museum naar de huidige locatie, het oude Gouvernementshuis aan de Verwersstraat. Ondanks dat hij maar anderhalf jaar in de oude Sint-Jacobskerk heeft gewerkt heeft Charles er bijzondere herinneringen aan. In een, vanwege de verbouwing in 2022, leeg Groot Tuighuis haalden we mooie verhalen op van meer dan 35 jaar geleden.

Charles de Mooij in zijn oude werkkamer
Charles de Mooij in zijn oude werkkamer in het Groot Tuighuis (Oude Sint-Jacobskerk)

Entree

In 1986 was er nog een draaideur bij de entree van het gebouw. Charles kwam op tijd op zijn eerste werkdag. “Het eerste wat mij opviel bij binnenkomst was de conciërge die bezig was de hele vloer in het museum onder water te zetten. Met een brandslang! Het zag er idioot uit.” Achteraf snapte hij hoe het werkte. Het was het geïmproviseerde klimaatsysteem van het museum. De tegels zogen het water op en gaven hun vocht in de loop van de dag af, waardoor de lucht niet te droog werd in het museum. Een te droge lucht was uiteraard niet wenselijk voor de kunstwerken.

Dit ritueel herhaalde zich elke ochtend. Het museum ging destijds om 10.00 uur open en tegen die tijd was het water wel weer in de vloer getrokken en zag je er niks van. Dat het systeem niet perfect werkte bleek, overigens enkele maanden na zijn aantreden, toen met een enorme knal – als werd er een pistool afgeschoten – een groot 17de-eeuws paneel openscheurde.

Het Noordbrabants Museum in 1970, met draaideur
Het Noordbrabants Museum in 1970, met draaideur
Bekijk in Beeldbank Erfgoed 's-Hertogenbosch

Tegelvloer
De vloer op deze foto werd in de tijd van het Noordbrabants Museum regelmatig nat gehouden om te droge lucht te voorkomen

De werkplek

Aan de rechterzijde van de ingang zat meteen de kamer van de directeur. In deze niet al te grote kamer stond naast een bureau ook een moderne vergadertafel voor zes personen naar een ontwerp van Wim Quist. Elke maandagochtend werd hier vergaderd. In de jaren 1980 ging het er ook een stuk formeler aan toe op de werkvloer. Alleen academici en de directeur mochten elkaar tutoyeren. De rest van de medewerkers sprak elkaar aan met meneer en mevrouw. Dat veranderde snel na Charles’ komst. Zijn gewoonte om als voormalig leraar alle collega’s op de werkvloer te tutoyeren, vond al snel navolging.

De directiekamer van museum in de jaren '80.
Deze ruimte aan de voorzijde van het pand  was in de jaren ’80 de directiekamer van museum

Naast de directiekamer bevond zich de kamer van het secretariaat. De grote wandkast in deze ruimte was vroeger donkergroen. Tijdens de verbouwing tot erfgoedcentrum wordt deze kast weer in ere hersteld en opnieuw groen gemaakt.

In de kamer naast het secretariaat zat aanvankelijk Charles de Mooij met de bibliothecaresse en de conservator moderne kunst. Charles herinnert het zich nog goed: “typistes hadden in die tijd hele klein bureautjes. Er stond voor mij zo’n klein typebureautje klaar met als welkomstgeschenk een blauw notitieblok, een rood potlood en een schaar. Alles werd in die tijd eerst uitgeschreven. De tekst gaf je vervolgens aan de secretaresse en die typte het uit. Op een gegeven moment, het zal in 1990 zijn geweest, vroeg ik om een computer. Waarop mij de vraag werd gesteld ‘wil je niet liever een secretaresse?’ Uiteindelijk kreeg ik allebei en heb ik zelf de tijdelijk secretaresse geleerd hoe ze met een computer om moest gaan.”

Er werkten in eerste instantie twee conservatoren in het museum. Eén conservator ging over oude kunst en kunstnijverheid en de ander hield zich bezig met hedendaagse kunst, archeologie, munten en penningen en geschiedenis. De laatste functie was vanaf januari 1986 weggelegd voor Charles. Hij werd conservator geschiedenis, met inbegrip van archeologie, munten en penningen.

Aanbouw

Achter de kamers met werkplekken is in de jaren 1960 een aanbouw gemaakt aan de rechterzijde van het gebouw. Deze uitbreiding is speciaal neergezet voor de Jeroen Boschtentoonstelling in 1967. De huidige kantine en de kamers naast de kantine waren destijds één ruimte en dat was de tentoonstellingszaal.

Het was een hele andere tijd. Er waren veel minder strenge regels ter bescherming van de kunst. Het is bijna niet voor te stellen, maar tijdens de grote Jeroen Boschtentoonstelling in 1967 is er een lekkage geweest, waarbij het water langs de muren naar beneden liep. Voordat het museum open ging werd de waterschade op de muren snel weer weggewerkt. Het gebeurde ook in de jaren 1980 nog wel eens dat er op de eerste etage zomaar een duif naar binnen vloog bij de zaal met archeologische vondsten. Uiteindelijk waren dit ook wel redenen om weg te gaan uit het oude kerkgebouw. Om de collectie beter te kunnen beschermen.

De aanbouw uit 1967.
De aanbouw uit 1967

Krantenartikel Tubantia 3 maart 1967
Krantenartikel Tubantia 3 maart 1967. Bron: Delpher

Conciërge

Aan de linkerzijde van het gebouw was de woning van de conciërge en zijn vrouw. Met aan de voorzijde een woonkamer, daarachter de keuken en daarnaast de slaapkamer. Volgens mevrouw Van Boven kon niemand zo lekker koffie zetten als de conciërge. “Wat niet iedereen wist was dat hij altijd de oude koffie hergebruikte. Oude koffie gooide hij bij elkaar en daar zette hij weer nieuwe van.” Blijkbaar hét geheim voor lekkere koffie. De op deze manier uitgespaarde koffie gebruikten hij en zijn vrouw zelf.

De woning van de conciërge op de begane grond
De woning van de conciërge op de begane grond

Collectie

De vaste collectie van het museum was te vinden op de begane grond. En de galerijen werden gebruikt voor tentoonstellingen.

Achter de woning van de conciërge op de begane grond bevond zich het munten- en penningenkabinet. Dit was de Sasse van Ysseltzaal. Deze zaal was vernoemd naar Jhr. Mr. Alexander Frederik Oscar van Sasse van Ysselt ter ere van zijn 80e verjaardag. Alle ramen in deze ruimte waren dichtgemaakt. Dit gold overigens voor bijna alle ruimtes in het gebouw. Er was dus vrijwel geen daglicht.

De deuromlijsting naar de achterste zaal (later de Azijnfabriek) is in de 19e eeuw gemaakt in de stijl van het stadhuis. In deze zaal waren religieuze kunst en poffers (Brabantse mutsen) tentoongesteld. Ook in deze ruimte waren alle ramen dichtgezet.

Hal van Het Noordbrabants Museum in 1948
Hal van Het Noordbrabants Museum in 1948, achterin de deur met bijzondere omlijsting
Bekijk in Beeldbank Erfgoed 's-Hertogenbosch

Op de tweede verdieping was aan de straatkant het depot van schilderijen en aan de andere kant (boven het koor) dat van kleine beeldhouwwerken, zilver, instrumenten en wapens. Daarboven, op de derde verdieping, waren onder meer de schutterijcollectie (aan de straatzijde) en archeologie (boven het koor) ondergebracht. Nog een verdieping hoger lagen onder andere wat oude partituren; die waren van het koor van de Jacobskerk waar de conciërge lid van was. Maar daar kwamen de medewerkers nooit.

Alles wat naar boven moest ging met een groot houten takelrad. Dit takelrad is nog steeds aanwezig op zolder en blijft ook na de verbouwing behouden.

Trappenhuis

Het trappenhuis ziet er nog net zo uit zoals vroeger. Het is een trap uit 1924, ontworpen door architect Oscar Leeuw. Aan de linkerzijde van het pand was het trappenhuis op de eerste verdieping destijds afgesloten. Er zat een wand met een dubbele deur die gesloten was met een balk en een hangslot. 

Trappenhuis in het Groot Tuighuis naar ontwerp van Oscar Leeuw
Trappenhuis in het Groot Tuighuis naar ontwerp van Oscar Leeuw

Depot

Boven in het gebouw aangekomen herinnert Charles zich hoe koud het kon zijn in het depot. “Het was daar ’s winters heel koud, daar werd namelijk niet gestookt. Als er geïnventariseerd werd deed je een jas en handschoenen aan. En dan kon je net zo lang inventariseren als je BIC-balpen het deed met de kou.” Alle ramen waren er ook dicht en het was er erg donker.

In het depot stond onder andere de collectie van de stedelijke schutterij. Deze was half opgegeten door de motten. Op het stadhuis was vroeger een kamer en dat was eerst het museum van de stedelijke schutterij. In 1952 is deze collectie overgedragen aan Het Noordbrabants Museum. De jassen met de gaten zijn nog gerestaureerd. Verder stonden er geweren, sabels, beelden en kerkelijk vaatwerk.

Het Noordbrabants Museum had in die tijd ook een grote collectie vlaggen en vaandels, waarvan de oudste uit het begin van de 17de eeuw dateerden. Deze hingen tussen 1925 en 1940 allemaal vanaf de galerijen boven het schip. Charles: “De vaandels waren door het afhangen op den duur half vergaan. Een deel van de collectie was zodoende gereduceerd tot een enorme collectie vaandelstokken.” Inmiddels is de collectie weer gerestaureerd. Charles hoopt dat nog een keer een expositie gewijd wordt aan deze bijzondere collectie vlaggen en vaandels.

En dan herinnert Charles nog een onvergetelijk moment: “in het depot lagen ook de trompetten. Waaronder de trompet van de stadstorenwachter. Ik herinner me dat er een moment was dat ik met een collega de trompetten uitprobeerde. Wat later las ik dat de trompet die ik aan mijn mond had gezet van de stadstorenwachter was geweest. En dat deze man in de 17de eeuw in de stadhuistoren was bezweken aan de pest en er zo gruwelijk uitzag dat hij over het dak was afgevoerd en in de stadswal was begraven!” Het laat zich raden welke grappen daarover zijn gemaakt.

Mooie anekdotes uit een tijd die niet eens zo lang geleden lijkt.

Tentoonstelling in het schip en het schilderijendepot
Vaste presentatie in het schip en het schilderijendepot. Bron: Het Noordbrabants Museum

Depot
Bron: Het Noordbrabants Museum

Verhuizing

In 1987 verhuisde Het Noordbrabants Museum naar de Verwersstraat. Alle houten objecten met houtworm, die opgeslagen stonden in de oude Jacobskerk, werden voor deze verhuizing in grote containers gezet. Die zijn vervolgens tijdelijk op een industrieterrein geplaatst en volgespoten met het gevaarlijke lindaan (een inmiddels verboden insecticide dat sinds 1938 op de markt werd gebracht). Voor inbrekers was de houtwormbestrijder niet bang. ‘Die vinden we ’s ochtends wel voor de geopende container’, sprak hij laconiek. Gelukkig is alles goed afgelopen. Alle objecten waren vooral erg stoffig en het eerste jaar na de verhuizing is veel werk verzet om alles weer schoon te maken.   

Vandaag de dag gaat het er heel anders aan toe in musea en gaan we heel anders om met ons erfgoed. Onze kijk op het verleden wijzigt voortdurend en in een tijd van 35 jaar kan er veel veranderen. Wat blijft zijn niet alleen alle (kunst)objecten, maar zeker ook de mooie verhalen.

Meer info

Meer over

Groot Tuighuis

Ook interessant

bouwwerken

Geschiedenis van het Groot Tuighuis

Kort na 1430 werd op de plek waar nu het Groot Tuighuis staat een kapel en gasthuis gebouwd voor bedevaartgangers op de reis naar Santiago de Compostella.