gebeurtenissen

Carnaval in crisistijd

Het coronavirus heeft ook effect op carnaval 2021: geen optocht, geen Prins, geen massaal feestgedruis. Voor Oeteldonk is dat niet de eerste keer: in 1896 zorgde een pokkenuitbraak ervoor dat alle officiële festiviteiten werden afgelast. Maar kwam daarmee ook de polonaise tot stilstand?

Groepsfoto van het gekostumeerd carnavalesk diner op 15 februari 1896 in De Zwarte Arend. Uit de handtekeningen achterop de foto blijkt dat diverse leden van de Raad van XI en de nieuwe President van de Oeteldonksche Club, Eduard van de Mortel, eveneens aanwezig waren
Groepsfoto van het gekostumeerd carnavalesk diner op 15 februari 1896 in De Zwarte Arend. Uit de handtekeningen achterop de foto blijkt dat diverse leden van de Raad van XI en de nieuwe President van de Oeteldonksche Club, Eduard van de Mortel, aanwezig waren.

De situatie van 1896 is tot op zekere hoogte te vergelijken met nu. In beide situaties was sprake van een besmettelijke ziekte die men probeerde te bestrijden door samenscholingen – en dus ook carnavalsbijeenkomsten – te voorkomen. In tegenstelling tot 2020 was er in 1896 al wel een goed werkend vaccin tegen de pokken. De ziekte kon dus onder controle worden gebracht, maar niet iedereen liet zich vaccineren, er was geen plicht.

Open riool

De pokkenuitbraak van 1896 had een aanloop in 1894. Was de pokkenziekte jaren onder controle gebleven, in dat jaar deden zich ineens 22 gevallen voor met 5 keer een dodelijke afloop. In 1895 liep het getal gestaag op tot 89 zieken en 21 sterfgevallen. ’s-Hertogenbosch telde toen zo’n 30.000 inwoners en stond bekend om zijn slechte hygiënische omstandigheden, vooral in de achterbuurten.

De kleine en benauwde woningen van de arbeiders stonden opeengepakt binnen de oude wallen. Complete gezinnen woonden vaak in één kamer. Slecht onderhouden toiletgebouwen buitenshuis dienden voor gezamenlijk gebruik. De Binnendieze was een open riool waarop vele aanpalende woningen hun afval loosden. Al jaren had ’s-Hertogenbosch de twijfelachtige eer om van alle Nederlandse gemeenten het hoogste sterftecijfer te bezitten.

Veel aversie en wantrouwen tegen het pokkenvaccin volgens deze spotprent van James Gillray uit de 19e eeuwVeel aversie en wantrouwen tegen het pokkenvaccin volgens deze spotprent van James Gillray uit de 19e eeuw

Maatregelen

Op last van de stedelijke Gezondheids Commissie nam de gemeente allerlei maatregelen om de pokken te bestrijden, zoals een verbod op de omgang met besmette personen, desinfectie en een verbod op het aannemen van goederen van besmette mensen. Goederen van besmette gezinnen werden in beslag genomen en verbrand. Voor de ‘achterbuurten’ stelde de gemeente witkalk met kwasten en vers bedstro ter beschikking.

Vaccinatie

De belangrijkste actie tegen het pokkenvirus was vaccinatie en revaccinatie. Met name in de achterbuurten nam men het niet zo nauw: vaccinatie was immers niet verplicht en het pokkenvirus kreeg dus ruimte om uit te breken. Ondanks al die maatregelen was er in de eerste maand van 1896 plotseling toch een toename van dertig pokkenlijders, waaronder vijf sterfgevallen.

Drukte tijdens de optocht van 1892 foto Erfgoed ’s-Hertogenbosch, nr. 56589Drukte tijdens de optocht van 1892

Verzoek tot het ‘niet doorgaan’ van carnaval

Volgens de Gezondheids Commissie was de toename van het aantal besmettingen te wijten aan de drukke kerkgang rondom de Kerst en de nieuwjaarfeesten. Opeenhoping van mensen vormde de bron. De aankomende Vastenavonddagen zouden, volgens de commissie, opnieuw een groot gevaar opleveren.

Dat was de reden om alarm te slaan bij het gemeentebestuur en te adviseren tot een besluit opdat de feesten ‘niet mogen doorgaan’. Op maandag 3 februari, slechts dertien dagen voor carnaval, kwam de gemeenteraad in geheime zitting bijeen om het advies van de Gezondheids Commissie te bespreken.

Ingang oprichtingslokaal Oeteldonksche Club waar de vergadering van 2 februari plaatsvond foto genomen rond 1900Ingang oprichtingslokaal Oeteldonksche Club waar de vergadering van 2 februari plaatsvond

Jhr. P.J.J.S.M. van der Does de Willebois burgemeester van s-Hertogenbosch in de periode 1884-1917
Jhr. P.J.J.S.M. van der Does de Willebois burgemeester van s-Hertogenbosch in de periode 1884-1917

Hoofdbron van bestaan

Inmiddels waren de inwoners op de hoogte van het dreigende gevaar en zij bestookten de gemeenteraad met een drietal petities. De petities bevatten waarschuwingen voor de grote gevolgen voor de stad, met name voor hen die met carnaval gewoonlijk goede zaken deden.

De stad telde in 1896 zo’n 170 zaken die iets met horeca van doen hadden, waaronder 90 tapperijen, 23 cafés en enige tientallen koffiehuizen, logementen, slijterijen en enige sociëteiten. Volgens de briefschrijvers waren er velen die ‘met carnaval hunne voornaamste inkomsten hebben van het geheele jaar en waarvoor Carnaval de hoofdbron van hun bestaan is’.

Ze vonden de zaak schromelijk overdreven, er was in hun ogen zelfs geen sprake van een door de Inspecteur van het Geneeskundig Staatstoezicht erkende epidemie. Slechts dertig gevallen op een bevolkingsaantal van 30.000, dat was toch niet veel?

Het Bossche stadhuis waar de geheime vergadering plaatsvond circa 1900Het Bossche stadhuis waar de geheime vergadering plaatsvond

Last voor de nering

Naast de gevolgen voor de volksgezondheid was vooral de schade voor neringdoenden (winkeliers) een belangrijk punt van discussie. Aan de ene kant waarschuwden mensen voor het grote nadeel van het niet doorgaan van carnaval. Anderen betoogden juist dat doorgaan nadelig zou zijn. Want als het aantal besmettingen toenam, dan zou de stad een negatief imago krijgen.

Op dat moment werden kramers en kooplieden al geweerd op de markten van onder andere Breda, Eindhoven, Tilburg, Waalwijk en Oss. Uiteindelijk besloot de gemeenteraad met drie stemmen tegen om het carnaval van 1896 niet te laten doorgaan.

De Volkstribuun. Sociaal-Democratisch Weekblad voor Noord-Brabant en Limburg over het carnavalsverbod, 8 februari 1896
De Volkstribuun. Sociaal-Democratisch Weekblad voor Noord-Brabant en Limburg over het carnavalsverbod, 8 februari 1896

‘Niets om het lijf hebbende bekendmaking’

Het besluit was genomen, maar hoe moest het worden uitgevoerd? De politieverordening kende geen mogelijkheden om het carnavalsfeest of uitingen daarvan daadwerkelijk te verbieden. Het kostumeren, maskeren en/of zelfs sluiten van de tapperijen en cafés was wettelijk niet mogelijk.

Alleen het verlate sluitingsuur – gebruikelijk met carnaval – kon worden tegengehouden. Het gevolg was dat het gemeentebestuur de burgerij slechts vriendelijk kon verzoeken om dit ‘door de Raad’ genomen besluit te volgen met het oog op de volksgezondheid. Een ‘niets om het lijf hebbende bekendmaking’, aldus de lokale krant De Noordbrabanter.

Een omstreden bal en diner

De sociëteiten en andere feestzalen werden beleefd verzocht geen openbare bals te houden. Sociëteit Casino, gevestigd aan de Papenhulst, besloot daarom om haar jaarlijkse besloten bal op donderdag vóór carnaval te houden.

Dat was immers geen openbaar bal, zoals gebruikelijk tijdens de carnavalsdagen. Het bestuur zag er geen kwaad in, maar het bleek olie op het vuur voor de ‘gewone werkman’. Waarom zij wel feestvieren en wij niet? En dus trokken ze naar de Papenhulst…

Vele gekostumeerde leden van Societeit Casino die op 13 februari 1896 het bal meemaakten lieten zich-vereeuwigen in het atelier Eduard van de Mortel president van de Oeteldonksche ClubVele gekostumeerde leden van Societeit Casino die op 13 februari 1896 het bal meemaakten lieten zich vereeuwigen in het atelier Eduard van de Mortel president van de Oeteldonksche Club

Uitlokking door de ‘aanzienlijksten’

Er ontstonden opstootjes, arriverende rijtuigen werden ruw opengetrokken, de inzittenden uitgescholden en er werd een steen gegooid waardoor een ruit sneuvelde. Toen greep de politie in.

Ook elders in de stad, waar rijtuigen de gekostumeerde leden aan huis ophaalden, was het rumoerig. Landelijke en regionale kranten spraken schande van deze uitlokking door de ‘aanzienlijksten’ die juist het voorbeeld hadden moeten geven.

Een door August van Lanschot aangeboden gekostumeerd carnavalesk en besloten diner in Sociëteit de Zwarte Arend op de Markt droeg eveneens bij aan wrevel onder het volk.

‘Hooren en zien verging’

En zo naderden de carnavalsdagen. De sociëteiten en feestzalen hielden hun ruimtes gesloten en ook de Oeteldonksche Club onthield zich van activiteiten. De anders zo talrijke vreemdelingen bleven weg, gewaarschuwd door de landelijke en regionale media dat het carnaval in ’s-Hertogenbosch niet doorging.

Maar carnaval zat de Bosschenaren in het bloed en, aangespoord door de eerder genoemde feesten, zocht het volk tóch zijn carnavalsvertier.

Liedertafel oefening en Uitspanning besloot om het verzoek van de gemeenteraad op te volgen en geen openbare bals te houden
Liedertafel oefening en Uitspanning besloot om het verzoek van de gemeenteraad op te volgen en geen openbare bals te houden

‘Er kon geen mens meer in’

Al vroeg op de zondagvond vertoonden zich zogenaamde ‘Pijpridders’ (bewoners van ‘de Pijp’, volkswijk rondom de Lange Tolbrugstraat) en gemaskerden en gekostumeerden uit de Beurdsestraat.

Joelend en zingend trok men door de straten. De kroegen waren open en dus binnen de kortste keren tot de nok gevuld. ‘Er kon geen mens meer in.’ Rijtuigen vol carnavalsvierders reden door de straten. Trompetten en andere muziekinstrumenten schalden door de stad.

‘Hooren en zien verging’

Vanaf de maandagmiddag en dinsdag was het centrum vol hossende en tierende mensen ‘dat hooren en zien verging’. Ieder sprong, zong en maakte lawaai. Zelfs de oudste wethouder, de 71-jarige Adrianus van der Steen, werd onder de feestvierenden gespot.

En als klap op de vuurpijl werd de burgemeester getrakteerd op een aubade voor zijn huis aan de Kerkstraat. Hij werd gezien als verantwoordelijk voor het voorkomen van een écht verbod.

Politie grijpt niet in

Van politieoptreden was nauwelijks sprake. Politiecommissaris Johann Rauch had zijn manschappen wijselijk opdracht gegeven om ‘de meest mogelijke omzichtigheid en toegeeflijkheid’ in acht te nemen. Op grond van het ontbreken van enig verbod of gebod kon hij niets anders doen te adviseren om zich op de achtergrond te houden: ‘’t voorneme is dat we geen verzet of wanordelijkheden verwekken’.

De Burgemeester van Heusden maakt bekend dat het verbod op kramers uit Den Bosch is opgeheven
Einde verbod op 16 april 1896

In jaren niet zo vrolijk

Dagblad De Noordbrabanter, uitgesproken tegenstander van het carnavalsfeest en aanvankelijk nog sprekend over een ‘kloek besluit’ van de gemeenteraad, verzuchtte na afloop: ‘In jaren is toch hier ter stede niet zoo vrolijk carnaval gevierd als gedurende de jongste Vastenavonddagen’ … ’De lust om carnaval te vieren zit immers bij de meeste Bosschenaren zoo in merg en been, dat het zoo goed als zeker was, dat het groote publiek toch carnaval zoude vieren.’

Nasleep

De vrees van een grotere verspreiding van de pokkenziekte werd slechts bescheiden bewaarheid. Op beide laatste carnavalsdagen werden zes gevallen van pokken aangegeven, maar daarna liep het aantal snel terug.

In maart en april werd nog een enkel geval gemeld en na april viel er geen enkel overlijden als gevolg van de pokken meer te betreuren. In totaal telde de stad in dat jaar 89 besmetting met 20 sterfgevallen.

De omliggende gemeenten hieven in april de beperkingen op, Bossche kramers en kooplieden waren weer welkom op hun markten. Een evaluatie in de gemeenteraad van het gebeurde vond niet plaats en een nieuwe verordening met passende mogelijkheden zou nog jaren op zich laten wachten.

Dit is een samenvatting van een artikel dat in Silva is gepubliceerd door Rob van de Laar. Meer weten? Lees dan het volledige artikel in ons wetenschappelijk tijdschrift Silva (Nummer 2 - september 2020).

Ook interessant