archeologie

Archeologische sporen van ‘Bossche’ neanderthalers

Waar ooit ‘Bossche’ neanderthalers leefden, staat nu parkeergarage St.-Jan. Bij de aanleg van deze ondergrondse parkeervoorziening (2013-2015) is archeologisch onderzoek verricht. Er werden spectaculaire vondsten gedaan die wijzen op de vroegere aanwezigheid van neanderthalers op deze plek.

Graven en zeven

Eerst werd de bovengrond van het voormalige Vonk en Vlamterrein afgegraven. Vervolgens liep de bouwkuip vol met water (afb. 1). Om toch archeologisch onderzoek te kunnen doen werd een grote cutterzuiger geplaatst om het sediment van de bodem op te zuigen (afb. 2). De opgezogen grond werd via een stelsel van buizen naar een andere zeef geleid. Deze zeef zorgde ervoor dat al het materiaal dat groter was dan twee centimeter in containers terechtkwam. De archeologen hielden deze containers met mogelijke vondsten aandachtig in de gaten.


Afb. 1. De volgelopen bouwput


Afb. 2. De cutterzuiger

Slagtand en vuurstenen

Begin september 2013 kwam er een melding binnen bij de directievoerder. Er zat een grote slagtand in de cutterzuiger. De draaiende kop had de slagtand geraakt en was verstopt geraakt. Hoewel het verzamelen van zoogdierresten uit de ijstijd niet direct tot de taak van de stadsarcheoloog kan worden gerekend, werd in de dagen daarna toch regelmatig de container nagelopen om er grotere botten en kiezen uit te pikken.

Tussen de botten en kiezen van grote grazers bevonden zich plotseling vier stukken donkergrijze, vlijmscherpe vuursteen. Deze stukken vuursteen kregen een datering van 40.000 tot 70.000 jaar oud. De gebruikte werktuigen en technieken wezen als makers neanderthalers aan. Deze mensensoort is ongeveer 40.000 jaar geleden uitgestorven.

Afb. 3 Het verzamelen van vondsten uit de container onder de zeef

Vragen

Behalve blijdschap riepen de vondsten ook vragen op. Wat was de precieze betekenis ervan? Was er sprake van een klein kampement van neanderthalers in de diepere ondergrond, of hadden de werktuigen geen onderlinge relatie? En als er sprake was van een kampement, waar lag dat dan en op welke diepte? Wat was de betekenis van de pleistocene botten? Was er een relatie tussen de botten en de vuursteenvondsten?

Conclusies van het onderzoek

De botten

Aangezien de meeste botten zijn opgezogen door een zuiger met een mondopening van 20 centimeter, ontbreekt het aan grote botten, tenzij gebroken. Desondanks konden de resten van grote, typisch pleistocene herbivoren worden herkend, zoals wolharige mammoet, wolharige neushoorn, reuzenhert, wild paard en steppewisent. Naast de grote grazers bevonden zich tussen het botmateriaal ook resten van kleinere herbivoren zoals rendieren. Kenmerkende pleistocene roofdieren als de grottenleeuw en de grottenhyena ontbraken ook niet in het bottenspectrum, evenals een enkele wolf en een poolvos. Vermoedelijk moet het botmateriaal gedateerd worden in een warmere fase van de laatste ijstijd. Ruwweg tussen 29.000 en 57.000 jaar geleden.

Afb. 4 De grote grazers van het Vonk en Vlamterrein op een rijtje. Voorop een homo sapiens ter vergelijking.

De vuurstenen van de neanderthalers

Skeletresten van neanderthalers zijn relatief zeldzaam en worden voornamelijk aangetroffen in grotten. Gelukkig hebben we behalve hun botten nog een ander, veel meer voorkomend bewijs van hun aanwezigheid: de (vuur)stenen werktuigen die ze achterlieten. Op basis van het vuursteenonderzoek weten we dat neanderthalers niet alleen vuursteen maar ook kwartsiet en zoetwaterkwartsiet hebben gebruikt om werktuigen van te maken. Het steen hebben ze in de directe omgeving verzameld en meegenomen naar de vindplaats Vonk en Vlam. Omdat we stukken vuursteen hebben gevonden die weer aan elkaar gepast kunnen worden, kunnen we er zeker van zijn dat men ter plaatse vuursteen heeft bewerkt. Op de vindplaats zijn ook kleine afslagen gevonden die wijzen op het aanscherpen van werktuigen.

Afb. 5 Drie grote afslagen konden aan elkaar gepast worden en vormen het bewijs dat er vuursteen werd bewerkt.

Waarvoor werden de werktuigen gebruikt?

Behalve het bewerken, aanscherpen en het afdanken van vuursteen heeft het vuursteenonderzoek een nog veel interessanter resultaat opgeleverd. Doordat de werktuigen snel zijn afgedekt door sediment, zijn de randen niet sterk beschadigd. Hierdoor kwamen ze in aanmerking voor gebruikssporenonderzoek. Op basis van het onderzoek weten we nu dat deze voornamelijk gebruikt zijn om hard plantaardig materiaal of hout te snijden en te schrapen.

Afb. 6 Een selectie van de vuurstenen die zijn gevonden.

Verband tussen werktuigen en de botten?

Naast sporen van houtbewerking ook sporen van het schrapen van huid en het snijden van vlees aanwezig. Een opvallende conclusie is dat meer sporen wijzen op het bewerken van plantaardig materiaal dan op het snijden van vlees. Vlees heeft als voordeel dat het veel eiwitten en vetten bevat, maar een dieet van uitsluitend vlees is veel te eenzijdig. Bovendien is het de vraag of men wel in staat was om elke dag vlees op het menu te krijgen. Het jagen op grote prooidieren is arbeidsintensief, onzeker en gevaarlijk. Het verzamelen van plantaardig voedsel als vruchten, bessen, noten en knollen bood een veel veiliger en goed te voorspellen bron van voedsel. Het is dus zeer waarschijnlijk dat plantaardig voedsel een veel belangrijkere rol speelde in het dieet dan vlees. Helaas zijn er op de prehistorische botten van het Vonk en Vlamterrein, ondanks de goede bewaaromstandigheden, geen snijsporen aangetroffen. Een directe relatie tussen de stenen werktuigen en de botten kan dus niet worden aangetoond.

Afb. 7 Dit is een Keilmesser. Het is tweezijdig bewerkt en een typisch neanderthalerwerktuig.

Jachtkampen?

Waar we wellicht nooit achter zullen komen, is hoe vaak de vindplaats is gebruikt. Misschien kwam men graag naar deze plek terug omdat de ligging langs een klein riviertje altijd goede mogelijkheden bood voor vers drinkwater, voldoende voedsel en beschutting. In veel theorieën worden dit soort kampementen gezien als jachtkampen. Kleine groepjes van jagers die vanuit een groter basiskamp op zoek gaan naar prooidieren. We kunnen alleen maar gissen naar het aantal leden waaruit deze groep bestond en of er ook vrouwen of kinderen bij waren.

Dit is een ingekorte versie. Lees het volledige artikel in Bossche Kringen (2018) 6-12.

Ook interessant