bouwwerken

Nooit gebouwd: De Sint-Janstoren van Piet van Kessel

De bakstenen westtoren van de Sint-Jan is al eeuwen een vreemd, afwijkend onderdeel van de verder in natuursteen gebouwde kerk. Bezoekers vragen zich soms af waarom de toren niet is gerestaureerd, zoals de rest van het gebouw. Vaak wordt de conclusie getrokken dat de toren niet bij de kerk past, maar dat snijdt geen hout. Feitelijk past de laatgotische kerk niet bij de majestueus oude toren, het oudste bouwwerk van de stad!


Afbeelding 1. De Sint-Jan met rechts de bakstenen westtoren.

Al in 1485 kreeg het kerkbestuur van de Sint-Jan toestemming om de resten van de voorgangers van de kerk, de toren met de doopkapel en de Mariakapel, te slopen en te vervangen door nieuwbouw. Een vergunning om ‘een nieuwe toren in gepaste lengte, breedte en hoogte te bouwen en op te richten’, zo luidt de vertaalde tekst. Zo ver kwam het echter nooit en de oude toren werd ‘tijdelijk’ opgehoogd met een klokkenverdieping, omdat de klokken niet meer boven de daken van de gegroeide kerk hingen.

Sinds de torenbrand van 1584 en de herbouw die daarop volgde, bestond de toren uit een romano-gotische onderbouw, een laatgotische verhoging en een sierlijke spits uit het begin van de zeventiende eeuw.

Restauratieplannen

Bij de eerste restauratieplannen die rond 1855 werden gemaakt, werd de toren met de flankerende kapellen uitgezonderd. Dit had onder meer te maken met het feit dat de toren, net als alle kerktorens in Nederland, eigendom was geworden van de gemeente en het kerkbestuur er feitelijk niets meer over te zeggen had. Maar belangrijker was de reden dat er in de negentiende eeuw nog steeds ambities bestonden om de oude toren af te breken en te vervangen door een ‘passende’ toren. Toen duidelijk werd dat dit idee voorlopig financieel onhaalbaar was, werd de toren in 1870 door de gemeente ‘gerestaureerd’. Dit hield in dat de toren van een geheel nieuwe, neogotische bakstenen schil werd voorzien, een vernieuwing die achteraf om esthetische en technische redenen bijzonder ongelukkig bleek. Om de toren toch wat meer allure te geven, was er omstreeks 1870 ook het idee om deze aanzienlijk te verhogen met een achtkantige bakstenen opbouw en een naaldspits. Ook dit plan werd vermoedelijk om financiële redenen niet uitgevoerd.

Toen Jan Mosmans in 1931 zijn vernieuwende standaardwerk over de geschiedenis van de Sint-Jan publiceerde, was de algemene tendens bij de Bosschenaren dat die lelijke, niet-passende toren toch een keer vervangen moest worden door iets nieuws. Ook vooraanstaande Bosschenaren, zoals burgemeester Van Lanschot, waren deze mening toegedaan. Mosmans dacht daar door zijn onderzoek inmiddels heel anders over, maar de sfeer was er niet naar om dat hardop te zeggen. De romano-gotische toren met de naastgelegen kapellen waren de oudste onderdelen van de kerk en bleken voor Mosmans zeer belangrijke bronnen voor de bouwgeschiedenis. Hij was dan ook voor het herstellen van de toren door de oude ‘moppen’ terug te brengen, maar deze opvatting bleef in zijn boek wat verstopt en nauwelijks opgemerkt.


Afbeelding 2. Schetsontwerp voor een verhoogde Sint-Janstoren en vernieuwde kapellen vanuit het westen, 1934, onbekende tekenaar. Collectie: Sint-Jansmuseum de Bouwloods (ongenummerd).


Afbeelding 3. Schetsontwerp voor een verhoogde Sint-Janstoren vanuit het zuiden, 1934, onbekende tekenaar. Collectie: Sint-Jansmuseum de Bouwloods (ongenummerd).

Een gotische spits

Drie jaar na de publicatie van Mosmans is er een in de bouwloods bewaard ontwerp gemaakt voor een vernieuwde toren met een fraaie opengewerkte, gotische spits (afb. 2 en 3). Dit vluchtige ontwerp door een onbekende tekenaar die signeert met JS of SJ, bestaat uit schetsen en een plattegrond. De schetsen laten een sterk verhoogde toren zien. Bovenop de bestaande toren is een achtkantige, zo’n twintig meter hoge verdieping getekend met enorme galmgaten voor op te hangen klokken. Daar bovenop zien we een opengewerkte spitsconstructie, zoals die bijvoorbeeld ook bij de Dom van Keulen is toegepast, omkranst door pinakels en waterspuwers. Het geheel wordt bekroond door een grote kruisbloem. Merkwaardig genoeg blijven de onderste, bakstenen verdiepingen niet ongemoeid in dit ontwerp. Zowel in het romano-gotische als in het laatgotische deel erboven worden de oude vensters en galmgaten doorgebroken tot hoge, over de verdiepingen doorlopende galmgaten. Constructief gezien geen gelukkig voorstel en geheel onnodig voor de enkele zware klokken die de toren rijk is.

Ook de westelijke kapellen, behorend bij de voorgangers van de Sint-Jan, en het westportaal worden vervangen in dit ontwerp. De tekenaar schetst hier vier hoge kappen met aan de westzijde merkwaardige topgevels onder een balustrade. Wie de onbekende tekenaar in 1934 ook moge zijn, veel verstand van architectuurstijlen had hij/zij niet!

De toren van Van Kessel

Hoewel men in de eerste decennia van de twintigste eeuw heel genuanceerd was gaan denken over restaureren en respect voor de bouwgeschiedenis het uitgangspunt was geworden, wordt er in de oorlogsjaren nog een zeer ingrijpend bouwplan voor de Sint-Janstoren getekend. Stadsarchitect Piet van Kessel grijpt de bouwluwe jaren aan om te tekenen aan een toekomstige (stedenbouwkundige) ontwikkeling van de stad, onder meer in de vorm van het ‘Algemeen Saneeringsplan’. Maar Van Kessel werkt ook aan gedetailleerde ontwerpen voor diverse gebouwen, waaronder de Sint-Jan met een geheel nieuwe westtoren.

Het torenontwerp toont een bakstenen, drastisch verhoogd bouwwerk met een uitbundige bekroning (afb. 4, 5 en 6). De bestaande romano-gotische torenromp is verhoogd met een vijfendertig meter hoog bakstenen deel, waarin ook galmgaten voor de klokken zijn opgenomen. Hierboven is een uitkragende balustrade getekend, waar op de vier hoeken engelenbeelden staan, blazend op grote bazuinen. Hierboven is een verspringende achthoekige verhoging getekend, met vier spitse hoektorentjes. De toren wordt bekroond door een sierlijke ui. Opvallend is verder een uitgebouwde traptoren aan de zuidkant, die helemaal tot boven de balustrade doorloopt.

Het torenportaal wordt in dit ontwerp vervangen door een grote rondboog met beeldhouwwerk. De kapellen aan weerszijden van de toren worden ook geheel vernieuwd en versierd met een enorme rij beelden en kantelen. Het karakteristieke traptorentje op de zuidwesthoek wordt veranderd in een bakstenen variant met een zadeldakje.

Van Kessel verving op de tekeningen ook de koepel op de viering van de kerk door een moderne versie. Op een schetsblad, ook bewaard in de Bouwloods, tekende hij diverse historische varianten, waaronder een moderne naar zijn eigen ontwerp (afb. 7). Ook deze aanpassing zou het vertrouwde silhouet van onze Sint-Jan drastisch hebben veranderd…


Afbeelding 4. Piet van Kessel, schetsontwerp voor een nieuwe westtoren, kapellen en nieuwe plebanie, vanuit het westen, 1942. Collectie: Sint-Jansmuseum de Bouwloods, tek.nr. 1243 (1.37).


Afbeelding 5. Piet van Kessel, schetsontwerp voor een nieuwe westtoren en koepelbekroning, vanuit het zuiden, 1942. Collectie: Sint-Jansmuseum de Bouwloods, tek.nr. 1244 (1.37).

Plebanie

Van Kessel ontwerpt ook een nieuwe plebanie op de hoek van de Parade, waar tot in de achttiende eeuw ook de pastorie van de Sint-Jan stond. Hij tekent hier een sober gebouw met pannendak, dat via een overbouwde brug met twee grote bogen verbonden is met het traptorentje op de hoek van de Sint-Jan (afb. 4 en 6). Deze vorm gebruikte Van Kessel ook bij de tekeningen voor het ‘Algemeen Saneeringsplan’, ook uit 1942, zoals is afgebeeld bij de vorige aflevering van ‘Nooit gebouwd’. Daar laat hij de kerk zelf echter ongemoeid, zonder nieuwe toren. Hoewel Van Kessel later ook architect van de Sint-Jan werd, zijn de hier getoonde tekeningen van zijn hand nooit openbaar gemaakt. Wellicht vond hij ze zelf ook wat te ingrijpend?


Afbeelding 6. Piet van Kessel, perspectieftekening van de Sint-Jan met de ontworpen nieuwe westtoren, koepelbekroning, pastorie en westelijke kapellen, 1942. Collectie: Sint-Jansmuseum de Bouwloods, tek.nr. 1269 (1.37).


Afbeelding 7. Piet van Kessel, schetsblad met diverse torenbekroningen van de Sint-Jan door de eeuwen heen, met rechtsonder een ontwerp voor een moderne bekroning van de middentoren, niet gedateerd. Collectie: Sint-Jansmuseum de Bouwloods, tek.nr. 1245 (1.37).

Gebruikte bronnen

  • Jan Mosmans, De Sint-Janskerk te ‘s-Hertogenbosch. Nieuwe geschiedenis (1931).
  • Cees Peeters, De Sint-Janskathedraal te ‘s-Hertogenbosch (1985).
  • Archief Sint-Jansmuseum de Bouwloods (met speciale dank aan archivaris Leo Peeters).

Dit artikel verscheen eerder in Bossche Kringen.

Ook interessant